Leidse Biologen 1963

Hans Feijen

Leiden, 19 augustus 1946
Rembrandt Lyceum Leiden

 

Belangstelling voor biologie:

Hoewel van Zeeuwse afkomst, geboren en getogen op een paar minuten lopen van de welbekende Kaiserstraat. De aquaria in het oude Zoötomie gebouw en de geraamtes achter de ramen van het RMNH intrigeerden me al vroeg. Biologie op school boeide me matig, zodat ik aanvankelijk wiskunde wilde gaan studeren.

Studie:

Na het kandidaats deed ik genetica, oecologie en natuurbeheer. Op genetica kwam het aan met Cobi, hoewel we elkaar al kenden uit de jeugdbonden (NJN-CJN).

Werkzaamheden:

Begin 1971 vertrokken we naar Malawi waar ik lecturer in genetica werd, maar ook onderzoek kon doen. De keuze viel op steeloogvliegen, waarvan de larven in rijststengels boren. De vliegen werden met DDT bestreden, iets waar de biologiefaculteit weinig enthousiast over was. Mijn onderzoek concentreerde zich op de oecologie. Omdat de meeste vliegen en parasitoïden niet beschreven waren, bleek de systematiek een essentieel zijpad. Ook boeiden me de curieuze oogstelen. Uiteindelijk volgde een promotie met deze vliegen als onderwerp.
In Malawi werd in 1971 onze eerste dochter (Maya) geboren.

In 1975 keerden we terug naar Nederland. De smaak van Afrika hadden we echter te pakken en al gauw werd ik uitgezonden naar het net onafhankelijke Mozambique. Aan de universiteit waren de meeste Portugese stafleden vertrokken, zodat allerlei baantjes vervuld moesten worden. Naast lesgeven aan de faculteiten van landbouw en biologie, werkte ik op het museum, was ik een tijd hoofd van een maritiem station en werd aan landbouwonderzoek en natuurbeheer gedaan.
Onderzoek varieerde van steeloogvliegen tot het merken van neushoorns en werk aan suikerrietplagen.

In 1982 verwisselden we Mozambique voor Zanzibar. Als teamleader van een gewasbeschermingsproject moest ik een simpele PD opzetten met nadruk op ontwikkeling van geïntegreerde gewasbescherming en tegengaan van pesticide misbruik.
In Zanzibar volgden dochters 2 (Fenna, 1984) en 3 (Frida, 1987).

Na een jaar in Naturalis, waar ik aan steeloogvliegen werkte, kon ik begin 1990 als entomoloog naar Bhutan.
Eind 1991 was dit project helaas afgelopen, maar bood de FAO een baan in Tsjaad aan. Dit bleek een land met veel wapengekletter, maar ook een geweldige natuur.
We konden echter in 1993 voor een tweede fase van het project terug naar Bhutan, een kans die we niet wilden missen. Als co-director bestond mijn werk uit ontwikkeling van gewasbeschermingsmethoden op dorpsniveau, maar ook uit het schrijven van pesticide- en quarantainewetgeving. Het dorpswerk bestond uit vaak wekenlange voettochten met onderdompeling in de boeddhistische cultuur.

De tien jaren maakten we net niet vol in Bhutan, maar begin 2001 konden we naar Egypte voor een periode van ruim zeven jaar. We leefden in de Fayoum, een grote oase 100 km ten zuiden van Cairo. Ik was teamleader in een groot project (ruim 200 man personeel) waarin de nadruk lag op simpele gewasbeschermingsmethoden. Omdat onze participatieve voorlichtingsmethode succesvol bleek, werd die ook gebruikt voor voorlichting op andere gebieden zoals milieu, alfabetisering, chain management en gender. Zo organiseerden we bijvoorbeeld een grote conferentie op het gebied van female genital mutilation.

Nu doe ik nog wel korte missies, zoals naar Marokko, maar werk ik vooral samen met mijn vrouw aan de steeloogvliegen in Naturalis.
Vorig jaar namen we deel aan de Naturalis-expeditie naar Borneo.

Terugkijkend kan ik wel zeggen dat van een bewuste carrière planning geen sprake was. Je rolde van het één in het ander. Hoewel aanvankelijk vooral geïnteresseerd in vogels en oecologie, werd ik een (toegepast) entomoloog werkzaam in de ontwikkelingssamenwerking.

Persoonlijke informatie:

Tijdens de studie liep ik met een boog om systematiek heen, nu doe ik vol genoegen taxonomisch werk, al heeft biometrisch werk aan de steeloogvliegen m’n grote interesse.
Op vogelgebied bleef het bij wat artikelen over het wel en wee van de roek in Nederland en, samen met m’n vrouw, een verhaal over de broedvogels van Bhutan.

Verdere interesses zijn voorouderonderzoek en het verzamelen van oude boeken over Afrika en de Himalaya.

Voor de toekomst overwegen we vestiging in Schotland.

De dochters hebben alle drie de liefde voor de natuur overgenomen en zijn ouwe sok van de NJN geworden. Maya haalde echter een MBA, terwijl Fenna een MSc in botanische archeologie heeft. Frida heeft eerst drie jaar wiskunde gedaan en is nu bezig met haar MSc Biologie. Daarbij wordt ook als onderwerp aan de moleculaire taxonomie van steeloogvliegen gewerkt.

Hans Feijen, Leiden 2013

 

 

Home
Bezoeken
Bezoekers
© webmaster: Eke van Batenburg